Suikerziekte bij de kat
Katten met suikerziekte (diabetes mellitus) eten, drinken en plassen veel. Ondanks de verhoogde eetlust valt de kat af. De ziekte is goed te behandelen, maar om dat te kunnen doen moeten u goed begrijpen wat u doet en waarom.
Katten met suikerziekte drinken en eten vaak veel
Het MCD onderzoekt en behandelt veel katten met ontregelde suikerziekte.
De 24-uurs opname en specialistische zorg bieden hulp als het even niet goed gaat. Het instellen van de behandeling voor een kat met suikerziekte moet echter thuis gebeuren. Het is dus belangrijk dat u als eigenaar begrijpt, wat er met uw kat aan de hand is.
Ongeveer 25% van de katten met suikerziekte heeft een groeihormoon producerende tumor. Deze aandoening heet acromegalie. Als de tumor wordt verwijderd, verdwijnt in de meeste gevallen de suikerziekte. Uw kat kan getest worden op deze aandoening, nadat hij zo goed mogelijk is ingesteld met insuline. Meer informatie vindt u aan het eind van dit artikel.
Wat is suikerziekte?
Bij suikerziekte maakt de kat te weinig van het hormoon insuline aan. Insuline zorgt voor de opname van suiker in de lichaamscellen. Bij suikerziekte komt de suiker dus niet in de cellen. De cellen krijgen geen brandstof en in het bloed zit te veel suiker. Deze suiker zuigt vocht uit te cellen. Suiker en vocht worden uitgeplast.
Symptomen suikerziekte kat
Katten met suikerziekte plassen veel en hebben honger. Ze drinken meer, eten meer en worden mager. De kat voelt zich niet lekker, slaapt een groot gedeelte van de dag, wast zich minder goed en krijgt een dichte en plukkerige vacht.
Veel katten waren, voordat ze ziek werden, te dik.
Als de kat met suikerziekte niet wordt behandeld, wordt ze op een gegeven moment zo zwak, ziek en misselijk dat ze stopt met eten en drinken. Soms geeft de kat over. De kat ruikt anders (een beetje naar snoepjes). Deze toestand noemen we een ketoacidose. De kat moet met spoed worden opgenomen in het Medisch Centrum voor Dieren.
Behandeling suikerziekte kat
Katten met suikerziekte moeten injecties insuline krijgen. Daarnaast is een speciaal dieet belangrijk.
Insuline en suikerziekte
Insuline is nodig om suiker vanuit het bloed in de cellen te krijgen. De injectie wordt 1 tot 2x daags onderhuids gegeven.
Insuline verlaagt de hoeveelheid suiker in het bloed.
Voor de behandeling van suikerziekte bij katten zijn Caninsulin® en Prozinc® geregistreerd. Sommige mensen gebruiken liever het voor mensen geregistreerde glargine (Lantus®) of levemir (Detemir®).
Om te bepalen hoeveel insuline de kat moet krijgen, is herhaald bloedonderzoek nodig.
Insuline moet vaak de rest van het leven van de kat, twee maal per dag worden gegeven. Ook in het weekend en tijdens vakanties. Het geven van insuline is niet moeilijk. Iedereen kan het leren. De persoon die het geeft, moet wel netjes werken.
Om te bepalen hoeveel insuline uw kat nodig heeft, (we noemen dit reguleren of instellen), moet bloed geprikt worden. Hoe vaker u de hoeveelheid suiker in het bloed bepaalt, des te beter kan de suikerpatiënt worden ingesteld. Omdat stress de hoeveelheid suiker in het bloed kan verhogen, is het fijn als de eigenaar zelf bloed leert prikken. Dit is niet moeilijk. Bijna iedereen kan bloed leren prikken.
Dieet en suikerziekte kat
Eten verhoogt de hoeveelheid suiker in het bloed. Als uw kat gewend is om zelf te bepalen wanneer hij eet, (er staan altijd brokjes), dan mag dit zo blijven.
Eet uw kat in maaltijden, dan raden wij aan om de dag portie in tweeën te delen en uw kat dus twee maal daags te voeren. U kunt de insuline dan meteen na de maaltijd geven.
Voor katten met suikerziekte zijn verschillende speciale diëten in de handel. Voorbeelden zijn Hill’s® MD, en Royal canin® diabetic. Als uw kat dit voer lekker vindt, is het verstandig om hier vanaf de eerste dag mee te beginnen. Als u later het dieet verandert, is het mogelijk dat de hoeveelheid insuline moet worden aangepast.
Bewegen en suikerziekte
Bewegen heeft invloed op de suikerregulatie. Omdat de meeste katten zelf bepalen of en wanneer ze bewegen zullen we hier niet verder op in gaan.
Andere behandelingen van suikerziekte bij de kat
Mensen met beginnende suikerziekte kunnen soms behandeld worden met een dieet en pillen. Deze manier van behandelen is ook onderzocht bij katten. De pillen zijn minder effectief en het gebruik daarvan wordt bij katten afgeraden.
Het doel van de behandeling
Het doel van de behandeling is dat u de hoeveelheid insuline en eten zo goed mogelijk op elkaar afstemt.
Hoeveel insuline
- Te weinig insuline: uw kat krijgt klachten passend bij suikerziekte.
- Precies de goede hoeveelheid insuline: uw kat eet en drinkt vrijwel normaal en heeft een goed leven.
- Te veel insuline: de suikerspiegel wordt te laag. In het ergste geval kan uw kat hier aan overlijden.
Hoeveel eten
- Te weinig voedsel: uw kat valt af
- Precies de goede hoeveelheid: uw kat is heeft een normaal gewicht, eet en drinkt vrijwel normaal
- Te veel voedsel: uw kat wordt te dik
Bloedonderzoek
Het suikergehalte (glucose) in het bloed meten we in “millimol per liter” (mmol/l). Het suikergehalte van de gezonde kat beweegt zich normaal tussen de 4 en 6 mmol/l. Het is bijna niet mogelijk om de suiker bij een suikerpatiënt zo goed te reguleren.
Omdat een laag suikergehalte op korte termijn gevaarlijker is dan een hoge waarde, streven we naar een laagste glucosewaarde tussen de 6 en 8 mmol/l. Een (groot) deel van de dag zal het glucosegehalte hoger zijn dan deze streefwaarde. Hoe beter het u lukt om de suiker tussen deze waarden te houden, hoe beter de levensverwachting.
Dagcurve
Door elke 2 uur de glucose te meten, krijgt u een beter inzicht in het verloop van de suikerspiegel. Als u dit elke week doet, leert u, wat bij uw kat de beste behandeling is.
Wanneer uw kat goed is ingesteld, is het observeren van uw kat erg belangrijk. Als uw kat goed op gewicht blijft en elke dag evenveel plast, is de situatie stabiel. Een bloedcontrole is dan niet nodig.
Niet de bedoeling: hypoglycemie of hypo
Bij een hypoglycemie, afgekort hypo, is het bloedglucosepeil te laag. Het lichaam zal stresshormonen aanmaken: uw kat zal zenuwachtig worden, mogelijk een beetje trillen en uw kat zal op zoek gaan naar eten.
Als u zelf bloed prikt, is het fijn als u eerst bloed afneemt en daarna uw kat meteen eten geeft.
Als u zelf geen bloed prikt, geef uw kat dan te eten en overleg met de behandelend dierenarts.
Niet de bedoeling: Somogyi
Als het suikergehalte gevaarlijk laag wordt, gaat het lichaam zelf suiker aanmaken. Het suikergehalte in het bloed stijgt snel. Bij bloedonderzoek lijkt het, of de kat te weinig insuline krijgt. Dit is niet waar. Uw kat krijgt te veel insuline.
Als u de insuline dosering nog verder verhoogt, kan uw kat overlijden.
Oplossing: maak altijd een dagcurve (zie boven)
Niet de bedoeling: ketoacidose
Als uw kat geen of te weinig insuline krijgt, kan hij instorten. We noemen deze toestand een ketoacidose. Uw kat moet zo snel mogelijk worden opgenomen voor infuus en kaliumcorrectie. Pas als het kaliumgehalte goed is, mag uw kat insuline krijgen toegediend.
Niet de bedoeling: andere complicaties bij suikerziekte
- Katten met een slecht gereguleerde suikerziekte kunnen beschadigingen van de zenuwen en bloedvaten krijgen. Katten kunnen blind worden en door hun achterpoten zakken (de hielen raken de grond). Wonden genezen trager.
- Alle katten met suikerziekte hebben een vergrote kans op een bacteriële blaasontsteking of nierbekkenontsteking.
Oorzaken van (een moeilijk te reguleren) suikerziekte
- De belangrijkste oorzaak van suikerziekte bij katten is overgewicht en weinig bewegen.
- Ook medicijnen als prednison en de poezenpil geven een verhoogde kans op suikerziekte.
- Acromegalie komt bij een kwart van alle katten met suikerziekte voor (zie onder).
- De ziekte van Cushing komt bij de kat minder vaak voor dan bij de hond. Deze ziekte heeft bij de kat met suikerziekte een slechte prognose.
- Een alvleesklierontsteking kan ook leiden tot suikerziekte.
- Poezen met suikerziekte kunnen het beste gesteriliseerd worden.
Acromegalie: suikerziekte die geneest na operatie
Onderzoek in Groot Brittannië heeft aangetoond dat ongeveer 25% van alle katten met suikerziekte een groeihormoon producerende tumor in de hypofyse (een klier in het hoofd) heeft. Als de kat (zo goed als mogelijk) is ingesteld met insuline, kan bloedonderzoek gedaan worden naar deze afwijking.
Als de groeihormoon- of IGF-1 waarden verhoogd zijn, is een CT scan de volgende stap.
Katten met acromegalie kunnen geopereerd worden. Na de operatie verdwijnt in veel gevallen de suikerziekte. De insulinebehandeling kan dan worden gestopt.
Wilt u weten of uw kat acromegalie heeft? Maak een afspraak bij de internist van het MCD.