Bloedonderzoek bij hond of kat
Met een bloedonderzoek kunnen ziekten worden aangetoond of uitgesloten. Als een test afwijkend is, is soms verder onderzoek nodig. Bijvoorbeeld:
- Leverwaarden kunnen stijgen door afvallen, stress, medicijnen, darmklachten, alvleesklierproblemen, bacteriële en niet-bacteriële ontstekingen.
- Verhoogde nierwaarden wijzen mogelijk op nierfalen. Verder onderzoek moet uitwijzen wat de oorzaak is van het nierfalen
Sommige onderzoeken kunnen bij de dierenarts in de praktijk gedaan worden. Andere testen worden gedaan in een groter laboratorium.
Meer dan honderd bloedtesten
Onderaan deze pagina staan meer dan 100 bloedtesten die vaak aangevraagd worden.
Wat betekenen de uitslagen? Klik door om er meer over te weten te komen.
Kosten bloedonderzoek
De kosten van bloedonderzoek zijn afhankelijk van:
- Welke testen worden aangevraagd?
- Hoe snel wil je de uitslag?
- Welk laboratorium doet de test?
- Krijg je korting? Bij sommige laboratoria wordt korting gegeven bij gebruik van standaard-profielen zoals het geriatrisch profiel.
- Hoeveel rekent de dierenarts voor het afnemen en het verwerken van het bloed en het interpreteren en doorgeven van de uitslagen?
Als er te veel bloedonderzoek wordt aangevraagd is dit zonde van de kosten. Tevens kunnen uitslagen soms vals positief zijn.
Als er te weinig bloedonderzoek wordt gedaan, kan een diagnose gemist worden.
De gebruikelijke volgorde is daarom:
1. de dierenarts vraagt wat er aan de hand is
2. de dierenarts onderzoekt het dier
3. de dierenarts maakt een lijst met mogelijke oorzaken
4. de dierenarts maakt een plan van onderzoek
5. de dierenarts kan dan aangeven wat het onderzoek kost
Alle mogelijke tests aanvragen kost veel geld, en levert meestal meer vragen op dan antwoorden.
Kosten screenend bloedonderzoek
Het uitvoeren van bloedonderzoek bij gezonde mensen en dieren leidt zelden tot relevante informatie, soms tot verkeerde diagnoses. Wij raden dit soort onderzoeken om die reden niet aan.
Bloedonderzoek zegt niet alles
Het is niet altijd mogelijk om een ziekte vast te stellen met bloedonderzoek.
- Kanker is in de meeste gevallen niet aan te tonen met bloedonderzoek. Uitzonderingen zijn bijvoorbeeld leukemie, een insulinoom.
- Een vergiftiging is vaak niet met bloedonderzoek te bewijzen (rattengif en sommige medicijnen wel).
Soms zijn uitslagen ten onrechte afwijkend:
- Bij een dier dat afweerstoffen tegen een parasiet maakt, is jarenlang seropositief. Dat wil niet zeggen dat de problemen worden veroorzaakt door deze parasiet. Dit geldt bijvoorbeeld voor Ehrlichia, Leishmania, Toxoplasma, Babesia
- Veel zieke honden hebben lage schildklierwaarden in het bloed. De schildklier werkt echter normaal en ze worden niet beter door het geven van schildkliertabletten.
Soorten bloedonderzoek
Veel laboratoriumonderzoek gebeurt tegenwoordig geheel geautomatiseerd. Veel dierenartsenpraktijken hebben zelf bloed-analyse apparatuur in huis voor de meest voorkomende tests (routineonderzoeken noemen we dat). Grote laboratoria hebben duurdere apparatuur en speciaal opgeleide laboranten. De uitslagen komen later, maar zijn vaak betrouwbaarder. Ook kunnen ze speciale extra tests doen, die niet “standaard” zijn. Omdat zo’n laboratorium erg veel monsters per dag krijgt, is het vaak ook goedkoper dan een bepaling “in huis”.
De soorten bloedonderzoek zijn:
- Klinische chemie
- Hematologie
- Immunologie
- Endocrinologie
- Erfelijke ziekten
- Toxicologie (vergiftigingen en medicijnen)
Stoffen: klinische Chemie
Bij klinische chemisch bloedonderzoek bepalen de laboranten de hoeveelheid van stoffen die in het bloed thuis horen. Zo kunnen we kijken naar hoeveel glucose, eiwitten, enzymen en zouten er in het bloed van uw huisdier zit. Dit geeft ons bijvoorbeeld informatie over de werking van nieren, lever en alvleesklier.
Bloedcellen: hematologie
Hematologisch onderzoek is onderzoek naar bloedcellen. Zo kunnen de laboranten bijvoorbeeld het aantal rode of witte bloedcellen per ml bloed tellen. Dit gaat met automatische celtelapparatuur. Bij bloedtransfusies moeten we de bloedgroep weten. Bloedgroepbepalingen vallen ook onder de hematologie. Het onderzoek naar de bloedstolling hoort ook bij de hematologie. Als we de uitslag snel moeten weten, laten we dit stollingsonderzoek soms in een ziekenhuis dichtbij onze kliniek uitvoeren.
Lees verder bij:
Afweer: immunologie
Bij het immunologisch onderzoek hoort het onderzoek naar
- Allergieën
- Auto-immuunziekten
- Het meten van eiwitten en immuunglobulinen (eiwitten van het afweersysteem)
We kunnen allerlei infectieziekten op het spoor komen door het meten van antilichamen tegen bepaalde ziekteverwekkers. We noemen dit serologie of serologisch onderzoek. Denk bijvoorbeeld aan onderzoek naar:
- Katten-AIDS (FIV)
- Leishmania, Ehrlichia
Hormonen: endocrinologie
Met endocrinologisch onderzoek kunnen we ziektes van de hormonen opsporen. Van de meeste hormonen hebben honden en katten maar heel kleine hoeveelheden in het bloed. De apparatuur in laboratoria is tegenwoordig zo goed dat ze de relatief lage concentraties van de hormonen snel en nauwkeurig kunnen meten.
Lees verder bij:
- Ziekte van Cushing
- Ziekte van Addison
- Te traag werkende schildklier (hond)
- Te snel werkende schildklier (kat)
Erfelijke ziekten
Er komen helaas bij onze rashonden en raskatten veel erfelijke ziektes voor. Er zijn in de diergeneeskunde nog niet veel erfelijke ziektes die we met bloedonderzoek kunnen vaststellen. Maar de wetenschap gaat op dit gebied snel, en er komen ieder jaar nieuwe tests bij. Dit onderzoek kijkt naar het DNA, het erfelijk materiaal. Er zijn bijvoorbeeld tests voor HCM (een hartspierziekte) bij de kat bij bepaalde rassen.
Vergiftigingen en medicijnen
Toxicologie is het onderzoek naar stoffen die van nature niet in het bloed voorkomen. Dit kunnen zijn:
- Medicijnen, zoals digoxine en fenobarbital
- Gifstoffen
- Drugs
- Andere stoffen uit de omgeving zijn
Bij veel ziektes die plotseling beginnen, denken mensen aan een vergiftiging (intoxicatie). Vaak vragen mensen dan naar bloedonderzoek om dat te testen. Maar het is niet goed mogelijk om bloed te testen op allerlei gifstoffen. Wij werken niet met een laboratorium zoals ze in misdaadseries als CSI hebben. In de laboratoria waar ze honden- en kattenbloed analyseren kunnen ze maar heel beperkt onderzoeken doen naar gifstoffen. Een vergiftiging is door ons dan ook meestal een diagnose die we stellen op basis van de verschijnselen die we zien. En de informatie die we van de eigenaar van het dier krijgen is vaak ook heel belangrijk hierbij. Van sommige medicijnen is het belangrijk de bloedspiegel te meten om de dosering eventueel aan te passen. Voorbeelden zijn:
- Epilepsiemedicijnen (fenobarbital en kaliumbromide)
- Hartmedicijn digoxine.
++++++++++++++++++++++++
Uitleg per bepaling
Hieronder vindt u een lijst met mogelijke bepalingen. Als u klikt op een bepaling, kunt u meer uitleg lezen over dit onderzoek.
2
A
Acetylcholine-receptor antilichamen – Myasthenia gravis
ACTH – corticotropine
ACTH-stimulatietest – test ziekte Addison / Cushing
ALT – ALAT, GPT, alanine aminotransferase
Albumine – ALB, albumin
Alkalische Fosfatase – AF, ALP, ALKP, alkaline phosphatase
Ammoniak – plasma ammoniak, ammonia, ammonium, NH3
Amylase – AMYL
ANA – antinucleaire factor, ANF, antinucleaire antilichamen
Anaplasma phagocytophilum – een tekenziekte
Angiostrongulus vasorum – hartworm
Anisocytose – anisocytosis
Antitrombine – antitrombine III, AT, AT III
aPTT – geactiveerde partiële thromboplastinetijd
Apecifieke lymfocyten – atypical cells
AST – serumglutamine-oxaloazijnzuur transaminase, GOT, ASAT
B
Babesia: een tekenziekte
Basofiele granulocyten – Basophils
Bilirubine – TBIL,
Bloedgroepen – bij bloedtransfusie
Bloedplaatjes – voor de stolling
Bloedstolling
Borrelia – ziekte van Lyme
Bromide – een epilepsie medicijn
C
Calcium – Ca
Chloride – Cl, Chloor
Cholesterol – CHOL
CK – creatine fosfokinase, CPK
Coombs test – bij AIHA
Cortisol – hydrocortison
Cortisol/creatinine ratio
Creatinine – kreatinine, CREA
CRP – C-reactief proteïne, C-reactive protein
D
D-dimeer – trombosetest
Dexamethason suppressietest
Digoxine – een hartmedicijn
Dirofilaria immitis – hartworm, macofilaria
E
Ehrlichia canis– een tekenziekte
Eiwit totaal – totaal eiwit, TE, Total protein, TP
Eiwitspectrum – Eiwitelektroforese
Eosinofiele granulocyten – Eosinofielen, Eo’s, Eosinophlis
Erythrocyten – erythrocytes, rode bloedcellen
F
FeLV – katten leukemievirus
Fenobarbital – medicijn tegen epilepsie (bloedtest om concentratie te meten)
Fibrinogeen – stollingsfactor I, factor I
FIP – feline infectieuze peritonitis
FIV – katten-AIDS virus
Foliumzuur – folaat
Fosfaat – fosfor, P, PO4, anorganisch fosfaat, PHOS, inorganic phosphate
Fructosamine – FRU
G
Galzuur – galzuren, bile acids
GGT – gamma-glutamyl transferase, GGTP
Globulin, alfa 1, alfa 2, beta 1, beta 2, gamma
Glucose – bloedsuiker, GLU
Groeihormoon
H
Hartworm
Hb– Hgb, hemoglobine concentratie, hemoglobin concentration
Hepatozoon
Ht – Hct, hematocriet, packed cell volume, PCV
I
IGF-1– insuline like growth factor-1, somatomedine C
Influenza-virus – griep
Insuline
K
Kalium– K, Potassium
Kreatinine – creatinine
L
LDH– lactaat dehydrogenase, LD, LDH
Leptospirose – ziekte van Weil
Leucocyten – leucocytes, witte bloedcellen
Lipase – vetsplitsend enzym, LIPA
Leishmania – een tropische parasiet
Lyme – Borrelia Burgdorferi, ziekte van Lyme, tekenbeetziekte,
Lymfocyten – Lymfo’s, Lymphocytes
M
MCH – mean corpuscular hemoglobin
MCHC – mean corpuscular hemoglobin concentration
MCV – mean corpuscular volume
Monocyten – Mono’s, Monocytes
Mycoplasma
N
Natrium– Na, Sodium
Neospora caninum
Neutrofiele granulocyten – neutro’s, segmentkernige granulocyten, segmenten, segmented neutrophils
NTproBNP – Brain natriuretisch peptide, N-terminaal prohormoon brain natriuretisch peptide, proBNP, BNP
O
P
PLI– fPLI, fPL cPLI, cPL, specPLI, pancreas lipase
Polychromasie – polychromasia
pro-BNP – een hartenzym
PT – protrombinetijd
PTH – intact PTH, parathormoon
R
Rabies– hondsdolheid
RBC – erytrocyten, ery’s
RDW – RDW
Reisziekten
Reticulocyten – reti’s, reticulocytes
Rode bloedcellen: zie Ht en Hb
S
SDMA– symmetric dimethylarginine: nierfunctie-test
Staafkernigen – staven, band neutrophils
Stollingsfactoren – stollingseiwitten
T
T3– totaal T3, TT3
T4 en FT4 – Thyroxine
TLI – fTLI, cTLI
Thrombinetijd – stolling
Totaal eiwit – eiwit, proteïnen, TP
Toxoplasma – parasiet overgebracht door katten
Triglyceriden – TG, TRIG
Trombocytentelling – bloedplaatjes, PLT, thombocytes, trombocyten
TSH – Thyreotropine, thyroïd stimulerend hormoon
U
Ureum– BUN (blood urea nitrogen), Urea
V
Vitamine B12– (trans)cobalamine
vWf – von Willebrandfactor
W
WBC– witte bloedcellen telling, leukocyten